Een volk op zoek…
Lang geleden, in onze verre geschiedenis, waren mensen meer afhankelijk van hun omgeving, van de natuur en van elkaar dan nu. Zo ook het volk waar dit verhaal over gaat. Dit volk werd verdreven uit het thuisland vanwege de grillen van de natuur. Overstromingen en periodes van droogte volgden elkaar op en bedreigden hun bestaan zodanig dat de mensen besloten te verhuizen naar een veiliger oord.
Dat is natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan, want hun roots lagen in het oude land. Daar neem je niet zomaar afstand van! Bovendien moesten ze al hun bezittingen achterlaten. De huizen, plus huisraad, persoonlijke spullen, de akkers en de omgeving waaraan ze zo waren gehecht. Niets daarvan konden ze meenemen, enkel hun cultuur en natuurlijk hun geloof. Dat namen ze wèl mee. 'Onze geliefde God zal ons de weg wijzen naar het nieuwe land waar onze toekomst ligt', zo zeiden ze tegen elkaar. En zo gingen ze op pad, zoekend naar de weg die God hen zou wijzen, op zoek naar een gebied vol voorspoed en veiligheid. Maar dàt was een beproeving! Want, òf ze werden weggejaagd, òf ze werden bedrogen, òf het land was ongeschikt.
Op een dag kwamen ze echter in een vallei die aan al hun wensen voldeed. Het land was goed, het klimaat was goed en het gebied werd niet door andere mensen geclaimd. Het grootste deel van het volk wilde hier wel wonen. Dus deden ze dat. Slechts een kleine groep mensen had er niet zo'n goed gevoel bij. Zij wilden – net als alle anderen – uiteraard een goed land en voldoende te eten voor hen allemaal, maar óók een plek die God zou weten te waarderen. En daar twijfelden ze aan. In volle overtuiging ging deze groep mensen daarom verder op zoek.
Het werd een moeilijke tocht, door woeste natuur. Hele hoge bergen moesten ze beklimmen en het weer was koud, nat en guur
. Velen haakten af onderweg en gingen terug. Maar de overgeblevenen werden steeds vastberadener, gingen verder en verder, klommen hoger en hoger. Hoe verder ze kwamen des te meer hadden ze elkaar nodig. Helaas, ook nu moesten er weer mensen afhaken, de tocht was tè zwaar. Slechts een select groepje bleef over.
Op een dag vonden ze een prachtige berg, een berg waarvan ze dachten dat God er zou moeten wonen, helemaal bovenop. Hun God zou wel weten hoe het verder moest. Hij zou de weg wel weten naar hun toekomstige thuisland. Ook de weg daar naartoe was nog lang en erg gevaarlijk. Zó gevaarlijk dat ze uiteindelijk in gezamenlijk overleg besloten dat de leider van de groep het laatste stukje alleen zou gaan. Helemaal alleen klom hij dus naar boven. Geteisterd door sneeuw en ijs, regen en wind en volkomen uitgeput bereikte hij uiteindelijk de top van de berg. Toen hij een beetje was uitgerust keek hij om zich heen, zoekend naar God. Hij zocht een huis, of een grot misschien, of... tja, waar zou een God kunnen wonen? Hij zocht overal, maar vond nergens een geschikte plek. Totdat hij een doos zag liggen, een gewone kartonnen doos. Niet oud, niet nat, niet kapot of zo, nee, een gewone kartonnen doos, helemaal nieuw, alsof iemand die hier zojuist had neergezet.
Wat was hij nieuwsgierig naar de doos en naar de inhoud. Zou hierin dan misschien hún God kunnen wonen, de God waarnaar zijn volk al zo lang had gezocht? Hij vond het wel een beetje raar, God in een kartonnen doos. Maar het zou toch kunnen!?!? Hij liep er naartoe en bekeek de doos van alle kanten. Opgewonden, maar heel voorzichtig haalde hij het deksel er af. Tot zijn stomme verbazing was de doos leeg, op een enkel papiertje na. Hij pakte het op en las hardop de tekst die er op geschreven stond: 'Eindelijk! Wat ben ik blij dat je er bent! Het was me het reisje wel hé! Kom, rust wat uit en geniet van het uitzicht. Morgen gaan we samen op weg, jij en ik. We gaan terug naar de vrienden die je achter moest laten en terug naar jouw volk, beneden in de vallei. Daar is jouw nieuwe thuisland, daar zal jouw thuis zijn. En het mijne!
Comments